Neem vrijblijvend contact op
Spoedcursus studeren 3: Hoe zit een studie in elkaar?

Spoedcursus studeren 3: Hoe zit een studie in elkaar?

In de blogreeks ‘Spoedcursus studeren’ leggen we je alles uit wat je moet weten als je gaat studeren. In dit deel leggen we je uit hoe een doorsnee studie eruit kan zien. Want dat is anders dan op de middelbare school. Het scholierenleven en het studentenleven zijn twee andere dingen. Hoe anders precies, dat verschilt per opleiding en per instelling. Bovendien heeft ook niet iedereen op dezelfde middelbare school gezeten. Kortom: iedereen heeft andere ervaringen. Toch zijn er wel voor iedereen een paar dingen om rekening mee te houden.

Tentamens, opdrachten, papers en verslagen

Van examens naar tentamens: soms lijken de toetsen op het mbo, het hbo of de universiteit veel op de toetsen die je op de middelbare school ook had. Toch is de toetsvorm vaak anders. Soms gaat het om een opdrachtendossier, een paper of een verslag. Daarbij besteed je veel aandacht aan bronnenonderzoek en (academische) schrijfvaardigheid. Voor een tentamen moet je vaak een grote hoeveelheid stof – soms twee complete studieboeken – bestuderen. En dan heb je ook nog practica; dat zijn opdrachten die je vaak niet schriftelijk doet, maar bijvoorbeeld in een lab of op een werkplaats. Sommige vakken hebben alle twee. Heb je je tentamen niet gehaald en wil je weten waarom? Dan kun je je, net als op de middelbare school, aanmelden voor een inzagemoment.

Studiepunten sprokkelen

Op de universiteit en op het hbo verzamel je per vak studiepunten (ects): één punt staat gelijk aan 28 studie-uren. Daar horen de colleges bij, maar ook de tijd die je besteedt aan tentamenvoorbereiding en opdrachten. Hoe meer punten je met een vak kunt verdienen, hoe hoger je de studielast moet inschatten. De punten krijg je als je aan alle eisen van een vak hebt voldaan: de hoogte van je cijfer maakt dan niet uit, als je maar een voldoende hebt gehaald. Ook kun je meestal niet compenseren: als je wel het verslag hebt gehaald, maar niet het tentamen, dan moet je deze laatste vaak toch herkansen.

Het mbo rekent niet met studiepunten, maar met studielasturen (SLU). Een gemiddeld studiejaar kent 40 weken van 40 uur, dat is 1600 SLU (40 keer 40) in totaal. Minimaal 1000 van die 1600 uur moet je begeleid worden. Net als op de universiteit en op het hbo krijg je op een gegeven moment een bindend studieadvies (BSA). Als dat advies negatief is, moet je van de opleiding af. Vaak zoekt de instelling dan samen met je naar een goede, andere opleiding. Is het BSA positief? Goed nieuws! Dan mag je door naar het tweede jaar.

Hoorcolleges, werkcolleges en projectgroepen

Op het hbo en de universiteit duren lessen vaak twee tot drie uur. Bij hoorcolleges, vaak in grote collegezalen met soms wel honderden studenten, krijg je alleen maar theorie en is er weinig interactie tussen de docent en studenten. Tijdens werkcolleges maak je je de theorie eigen door te werken aan opdrachten, soms onder begeleiding van de docent en soms met een projectgroep. Op het hbo werk je ook veel aan competenties, die je bijvoorbeeld oefent door samen met medestudenten presentaties te geven of onderzoek te doen. Op de universiteit heb je bij de grote studies vaak geen eigen klas, wat op het hbo meestal wel het geval is.

Op het mbo volg je meestal meer praktijklessen dan op het hbo of op de universiteit. Je loopt meer en vaker stage. Je krijgt les in vakken die passen bij je eigen opleiding, maar je krijgt ook algemene vakken als Nederlands, Engels (op niveau 4), rekenen en burgerschap. Op het mbo heb je ook altijd een mentor of een studieloopbaanbegeleider (slb’er) die je helpt tijdens je studie.

Tutoyeren en getutoyeerd worden

Op de middelbare school zijn de leeftijdsverschillen tussen jou en je klasgenoten vaak niet zo groot. Het is dus normaal om iedereen met ‘je’ en ‘jij’ aan te spreken (dat noemen we ‘tutoyeren’). Leraren spreek je meestal met ‘u’ aan (met een deftig Frans woord: vousvoyeren). De meeste leerlingen gaan pas over op ‘je’ of ‘jij’ als de leraar dat vraagt. Dat is voor bijna elke middelbare scholier hetzelfde.

Na de middelbare school zijn de leeftijdsverschillen in de klas groter. Sommige klasgenoten kunnen een stuk ouder zijn, anderen misschien een paar jaar jonger. In de meeste gevallen spreek je je klasgenoten ook met ‘je’ en ‘jij’ aan als het leeftijdsverschil wat groter is. Als je denkt dat het gepast is, kun je altijd zelf switchen naar ‘u’. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook: als je zelf wat ouder bent en met u wordt aangesproken, kun je zelf bepalen of je dat prettig vindt of niet.

Tegen leraren zeg je in principe altijd ‘u’. Ook al kan het zijn, dat sommige leraren maar een paar jaar ouder zijn dan jij. Meestal zegt een leraar dan zelf snel genoeg dat die graag aangesproken wordt met ‘je’ of ‘jij’.

Vaak kun je zelf uiteindelijk het best bepalen of je ‘je’ of ‘jij’ zegt, of toch voor ‘u’ kiest. De regels die zojuist zijn uitgelegd, kun je als basis nemen. Vaak wijst het zich vanzelf wel. Wij denken in elk geval dat het goed komt. Succes!

 

 

exit